dinsdag 12 februari 2013

Opdrachten 1 H/G 12/13 Laura

Onze race
onze race auto,
gemaakt van saté-prikkers, karton en eierdozen. Versierd met ijsstokjes en plastic.

dinsdag 24 april 2012

Beeldend les 3D

3D
opdracht
De kinderen kleien samen een dierentuin, ieder kind heeft een ander dier die hij/zij moet kleien.

Beeldend doel
Zonder voorbeelden het dier herkenbaar maken.
Technisch doel
De klei dieren laten staan op hun poten.

Beeldacpecten
De vorm van de dieren

Matreaal
Klei, onderleggers, deegroller

Beschouwing
Eisen:
-Figuur op poten laten staan
Vragen:
-Waar ga je op letten als je het dier maakt.
-Hoe ga je het maken? (uit één stuk of meerderen stukken)


Soort les: Beeldend 3D

Groep: 3


BASISPLAN

Opdracht (beeldende probleemstelling): 1. Eider kind krijgt een dierentuin dier toegewezen. 2. De kinderen kleien hun dier.

Betekenis: Het algemene thema is dieren. Het thema van deze les is kleien, en dat doen we aan de hand van het kleien van dierentuin dieren.

Activiteiten: De kinderen kleien dierentuin dieren. Als iedereen klaar is heb je een complete dierentuin.

Vorm: Het beeldaspect waar aandacht aan wordt besteed, de vorm van dieren. Ze besteden veel aandacht aan de kenmerken van een bepaald dier zodat elk dier herkenbaar is aan het eind.

Materiaal: Klei, onderleggers en deegrollers, boeken en computer.

Beschouwing: We laten "Lopende Stier" van Hans Reisinger zien omdat het beeld past in het thema dieren, en omdat het beeld duidelijke de vorm van het dier laat zien. We beginnen met algemenere beeldbeschouwingsvragen als ''Wat zie je?" "Wat valt je op?" Daarna laten we kinderen vertellen wat het meest opvalt bij hun dier.

Werkwijze: De kinderen mogen in boeken en op de computer een afbeelding van hun dier zoeken. Die moeten ze goed bekijken. Ze schrijven op een blaadje de kenmerken van hun dier. Daarna sluiten ze de computer af, ruimen ze hun doeken op. Ze krijgen dan een stuk klei waar ze het dier mee mogen kleien. Alleen het blaadje met kenmerken van de dieren mogen ze bij zich houden terwijl ze kleien.

Onderzoek: De kinderen onderzoeken op welke manier ze de kenmerken van een dier herkenbaar kunnen kleien. Ook onderzoeken ze hoe ze de dieren kunnen laten staan op hun poten. 


LESFASEN

Organisatie

Benodigdheden: Beeldbeschouwingsmateriaal (Lopende Stier" van Hans Reisinger op het digibord), Klei, boeken, computer, deegroller, onderleggers. Dit materiaal wordt verzorgd door de school. Zelf moeten de kinderen een potlood en een schrijfblaadje bij zich hebben.

Organisatievorm: De kinderen werken individueel.

Beeldbeschouwingsmateriaal: Aan het begin van de les laten we het beeld "Lopende Stier" van Hans Reisinger zien. We bespreken hier het realisme van.



Oriëntatie

Inleiding/beeldbeschouwingsmateriaal: We laten "Lopende Stier" van Hans Reisinger zien. Eerst stellen we de algemenere vragen bij het beeld, die aangegeven staan bij de beeldbeschouwing. Daarna gaan we over op kenmerken van de dierentuin dieren, omdat dat het doel van de les is. We vragen bijvoorbeeld: “Waar herken een schildpad aan?” en "Hoe kun je een olifant laten staan?”

Instructies: We vertellen bij de instructies dat ze een dierentuin dier gaan kleien aan de hand van kenmeken zie ze zelf opschrijven en opzoeken. Daarna mogen ze het dier kleien.



Uitvoering

Reflectievragen: Bij de eerste fase waarin ze het dier moeten opzoeken om kenmerken te vinden. “welke kenmerken geeft een giraffe?” “hoe kun je die kenmerken duidelijk terug laten komen in je beeld?” “Hoe maak je een bepaald vacht of schubben herkenbaar?”

Begeleiding: De kinderen zullen het meest hulp nodig hebben bij het laten staan van hun dieren. Daarom kijken we eerst naar manieren hoe je je klei kunt verstevigen. Tijdens de uitvoering lopen we rond om de kinderen waar nodig te ondersteunen.

Minimumeisen: Het dier moet bestaan. Het dier bevat kenmerken die de kinderen hebben opgeschreven. Het kind moet pogingen gedaan hebben om het dier te laten staan.



Nabeschouwing

Lesovergang: De kinderen krijgen ruim van te voren te horen hoeveel tijd ze nog hebben, zodat ze voldoende ruimte krijgen om het werk af te ronden. Hun naam wordt op een blaadje onder het dier gelegd zodat het werk beoordeeld kan worden. De moeilijkheidsgraad van het werk wordt besproken door middel van evaluatie. 

Vragen/kijkopdrachten: "Welke kenmerken heeft jou dier?" "Hoe kun je je dier laten staan?"



Accenten/opmerkingen

Verschil in leeftijd en niveau: Verschil in leeftijd zal weinig merkbaar zijn, aangezien de les voor een enkele groep is. Het is een redelijk gestuurde opdracht waarin toch een bepaalde kant vrij is door de kenmerken die ze naar voren willen laten komen.

Samenwerking/zelfstandigheid: De kinderen werken zelfstandig aan hun dier. Het is toegestaan om tips te krijgen en te geven als de ander dat wil en vraagt. De leerkracht loopt rond om kinderen te helpen bij problemen waar ze tegen aan lopen.


dinsdag 17 april 2012

Opening

kinderboerderij dieren
Dierentuin dieren
jungle dieren

Dagboek


Dagboek



Datum:………………………………



Vandaag hebben wij:................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................

Het leukste wat ik vandaag heb gedaan is:……………………………………………
.…………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………..

Wat ik niet leuk vond was:…………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..


Wat ik vandaag geleerd heb is:…..
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
…………………………………………………...
…………………………………………………
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................


Naam:………………………………………..........

Kosteloos materiaal


woensdag 4 april 2012

Muziek

Er zijn 5 domeinen bij muziek:
- zingen
- bewegen op muziek
- muziek maken
- Muziek vastleggen
- luisteren

Zingen leer je aan door het voor te zingen en de kinderen deel na deel mee te laten zingen.
Bewegen op muziek leer je bij de kleurers tijdens gym, maar je kan ook een dansje verzinnen op een liedje en de kinderen het dansje na te laten doen. Bij sommige kinderliedjes zijn er al bewegingen bij bedacht.
Muziek maken kun je aanleren door gebruik te maken van de instrumenten van de school. Je kunt een ritme voor doen en dat de kinderen dat ritme na proberen te spelen met hun instrument.
Muziek vastleggen Kun je leren door de kinderen zelf een tekeningetje te laten maken bij een geluid.
Luisteren Kun je kinderen 'leren' door een luister opdracht te geven bijeen stukje muziek. Bijvoorbeeld: Luister goed welk gevoel krijg je bij de muziek of Luister, welke instrumenten hoor je?


les muziek
We gaan de kinderen eerst naar onderstaande liedje laten luisteren. We laten eerst de eerste regel horen van het couplet, dan vragen we welk dier ze horen. Daarna zingen we het hele couplet. Zo hebben we de domeinen luisteren en zingen gedaan.
Als de kinderen het lied kennen dan gaan we bewegen bij de dierengeluiden verzinnen met de kinderen en die uitvoeren.


Geschreven door
Tekst en muziek: Lin de Laat

Songtekst
Tjiep, tjiep, tjiep
Zingen de vogels
Tjiep, tjiep, tjiep
Doe maar mee
Tjiep tjiep

Boe, boe, boe
Loeien de koeien
Boe, boe, boe
Doe maar mee
Boe, boe

Beh, beh, beh
Blaten de schapen
Beh, beh, beh
Doe maar mee
Beh, beh

Woef, woef, woef
Blaffen de honden
Woef, woef, woef
Doe maar mee
Woef, woef

Miauw, miauw, miauw
Miauwen de poezen
Miauw, miauw, miauw
Doe maar mee
Miauw miauw

Sss, sss, sss
Sissen de slangen
Sss, sss, sss
Doe maar mee
Sss, sss

Tok, tok, tok
Zeggen de kippen
Tok, tok, tok
Doe maar mee
Tok, tok

Gak, gak, gak
Zeggen de ganzen
Gak, gak, gak
Doe maar mee
Gak, gak

Zzz, zzz, zzz,
Zoemen de muggen
Zzz, zzz, zzz
Doe maar mee,
Zzz, zzz