opdracht
De kinderen kleien samen een dierentuin, ieder kind heeft een ander dier die hij/zij moet kleien.
Beeldend doel
Zonder voorbeelden het dier herkenbaar maken.
Technisch doel
De klei dieren laten staan op hun poten.
Beeldacpecten
De vorm van de dieren
Matreaal
Klei, onderleggers, deegroller
Beschouwing
Eisen:
-Figuur op poten laten staan
Vragen:
-Waar ga je op letten als je het dier maakt.
-Hoe ga je het maken? (uit één stuk of meerderen stukken)
Soort les: Beeldend 3D
Groep: 3
Opdracht (beeldende probleemstelling): 1. Eider kind krijgt een dierentuin dier toegewezen. 2. De kinderen kleien hun dier.
Betekenis: Het algemene thema is dieren. Het thema van deze les is kleien, en dat doen we aan de hand van het kleien van dierentuin dieren.
Activiteiten: De kinderen kleien dierentuin dieren. Als iedereen
klaar is heb je een complete dierentuin.
Vorm: Het beeldaspect waar aandacht aan wordt besteed, de vorm van dieren. Ze besteden
veel aandacht aan de kenmerken van een bepaald dier zodat elk dier herkenbaar
is aan het eind.
Materiaal: Klei, onderleggers en deegrollers, boeken en computer.
Beschouwing: We laten "Lopende Stier" van Hans Reisinger zien omdat het beeld
past in het thema dieren, en omdat het beeld duidelijke de vorm van het dier
laat zien. We beginnen met algemenere beeldbeschouwingsvragen als ''Wat zie
je?" "Wat valt je op?" Daarna laten we kinderen vertellen wat
het meest opvalt bij hun dier.
Werkwijze: De kinderen mogen in boeken en op de computer een afbeelding van hun dier
zoeken. Die moeten ze goed bekijken. Ze schrijven op een blaadje de kenmerken
van hun dier. Daarna sluiten ze de computer af, ruimen ze hun doeken op. Ze
krijgen dan een stuk klei waar ze het dier mee mogen kleien. Alleen het blaadje
met kenmerken van de dieren mogen ze bij zich houden terwijl ze kleien.
Onderzoek: De kinderen onderzoeken op welke manier ze de kenmerken van een dier
herkenbaar kunnen kleien. Ook onderzoeken ze hoe ze de dieren kunnen laten
staan op hun poten.
Organisatie
Benodigdheden: Beeldbeschouwingsmateriaal (Lopende
Stier" van Hans Reisinger op het digibord), Klei, boeken, computer, deegroller,
onderleggers. Dit materiaal wordt verzorgd door de school. Zelf moeten de
kinderen een potlood en een schrijfblaadje bij zich hebben.
Organisatievorm: De kinderen werken individueel.
Beeldbeschouwingsmateriaal: Aan het begin van de les laten we het beeld
"Lopende Stier" van Hans Reisinger zien. We bespreken
hier het realisme van.
Oriëntatie
Inleiding/beeldbeschouwingsmateriaal: We laten "Lopende Stier" van Hans Reisinger zien. Eerst stellen
we de algemenere vragen bij het beeld, die aangegeven staan bij de
beeldbeschouwing. Daarna gaan we over op kenmerken van de dierentuin dieren,
omdat dat het doel van de les is. We vragen bijvoorbeeld: “Waar herken een
schildpad aan?” en "Hoe kun je een olifant laten staan?”
Instructies: We vertellen bij de instructies dat ze een dierentuin dier gaan kleien
aan de hand van kenmeken zie ze zelf opschrijven en opzoeken. Daarna mogen ze
het dier kleien.
Uitvoering
Reflectievragen: Bij de eerste fase waarin ze het dier moeten opzoeken om kenmerken te
vinden. “welke kenmerken geeft een giraffe?” “hoe kun je die kenmerken
duidelijk terug laten komen in je beeld?” “Hoe maak je een bepaald vacht of
schubben herkenbaar?”
Begeleiding: De kinderen zullen het meest hulp nodig hebben bij het laten staan van
hun dieren. Daarom kijken we eerst naar manieren hoe je je klei kunt
verstevigen. Tijdens de uitvoering lopen we rond om de kinderen waar nodig te
ondersteunen.
Minimumeisen: Het dier moet bestaan. Het dier bevat kenmerken die de kinderen hebben
opgeschreven. Het kind moet pogingen gedaan hebben om het dier te laten staan.
Nabeschouwing
Lesovergang: De kinderen krijgen ruim van te voren te horen hoeveel tijd ze nog
hebben, zodat ze voldoende ruimte krijgen om het werk af te ronden. Hun naam
wordt op een blaadje onder het dier gelegd zodat het werk beoordeeld kan
worden. De moeilijkheidsgraad van het werk wordt besproken door middel van
evaluatie.
Vragen/kijkopdrachten: "Welke kenmerken heeft jou dier?" "Hoe
kun je je dier laten staan?"
Accenten/opmerkingen
Verschil in leeftijd en niveau: Verschil in leeftijd zal weinig
merkbaar zijn, aangezien de les voor een enkele groep is. Het is een redelijk gestuurde
opdracht waarin toch een bepaalde kant vrij is door de kenmerken die ze naar
voren willen laten komen.
Samenwerking/zelfstandigheid: De kinderen werken zelfstandig aan hun
dier. Het is toegestaan om tips te krijgen en te geven als de ander dat wil en
vraagt. De leerkracht loopt rond om kinderen te helpen bij problemen waar ze
tegen aan lopen.