dinsdag 24 april 2012

Beeldend les 3D

3D
opdracht
De kinderen kleien samen een dierentuin, ieder kind heeft een ander dier die hij/zij moet kleien.

Beeldend doel
Zonder voorbeelden het dier herkenbaar maken.
Technisch doel
De klei dieren laten staan op hun poten.

Beeldacpecten
De vorm van de dieren

Matreaal
Klei, onderleggers, deegroller

Beschouwing
Eisen:
-Figuur op poten laten staan
Vragen:
-Waar ga je op letten als je het dier maakt.
-Hoe ga je het maken? (uit één stuk of meerderen stukken)


Soort les: Beeldend 3D

Groep: 3


BASISPLAN

Opdracht (beeldende probleemstelling): 1. Eider kind krijgt een dierentuin dier toegewezen. 2. De kinderen kleien hun dier.

Betekenis: Het algemene thema is dieren. Het thema van deze les is kleien, en dat doen we aan de hand van het kleien van dierentuin dieren.

Activiteiten: De kinderen kleien dierentuin dieren. Als iedereen klaar is heb je een complete dierentuin.

Vorm: Het beeldaspect waar aandacht aan wordt besteed, de vorm van dieren. Ze besteden veel aandacht aan de kenmerken van een bepaald dier zodat elk dier herkenbaar is aan het eind.

Materiaal: Klei, onderleggers en deegrollers, boeken en computer.

Beschouwing: We laten "Lopende Stier" van Hans Reisinger zien omdat het beeld past in het thema dieren, en omdat het beeld duidelijke de vorm van het dier laat zien. We beginnen met algemenere beeldbeschouwingsvragen als ''Wat zie je?" "Wat valt je op?" Daarna laten we kinderen vertellen wat het meest opvalt bij hun dier.

Werkwijze: De kinderen mogen in boeken en op de computer een afbeelding van hun dier zoeken. Die moeten ze goed bekijken. Ze schrijven op een blaadje de kenmerken van hun dier. Daarna sluiten ze de computer af, ruimen ze hun doeken op. Ze krijgen dan een stuk klei waar ze het dier mee mogen kleien. Alleen het blaadje met kenmerken van de dieren mogen ze bij zich houden terwijl ze kleien.

Onderzoek: De kinderen onderzoeken op welke manier ze de kenmerken van een dier herkenbaar kunnen kleien. Ook onderzoeken ze hoe ze de dieren kunnen laten staan op hun poten. 


LESFASEN

Organisatie

Benodigdheden: Beeldbeschouwingsmateriaal (Lopende Stier" van Hans Reisinger op het digibord), Klei, boeken, computer, deegroller, onderleggers. Dit materiaal wordt verzorgd door de school. Zelf moeten de kinderen een potlood en een schrijfblaadje bij zich hebben.

Organisatievorm: De kinderen werken individueel.

Beeldbeschouwingsmateriaal: Aan het begin van de les laten we het beeld "Lopende Stier" van Hans Reisinger zien. We bespreken hier het realisme van.



Oriëntatie

Inleiding/beeldbeschouwingsmateriaal: We laten "Lopende Stier" van Hans Reisinger zien. Eerst stellen we de algemenere vragen bij het beeld, die aangegeven staan bij de beeldbeschouwing. Daarna gaan we over op kenmerken van de dierentuin dieren, omdat dat het doel van de les is. We vragen bijvoorbeeld: “Waar herken een schildpad aan?” en "Hoe kun je een olifant laten staan?”

Instructies: We vertellen bij de instructies dat ze een dierentuin dier gaan kleien aan de hand van kenmeken zie ze zelf opschrijven en opzoeken. Daarna mogen ze het dier kleien.



Uitvoering

Reflectievragen: Bij de eerste fase waarin ze het dier moeten opzoeken om kenmerken te vinden. “welke kenmerken geeft een giraffe?” “hoe kun je die kenmerken duidelijk terug laten komen in je beeld?” “Hoe maak je een bepaald vacht of schubben herkenbaar?”

Begeleiding: De kinderen zullen het meest hulp nodig hebben bij het laten staan van hun dieren. Daarom kijken we eerst naar manieren hoe je je klei kunt verstevigen. Tijdens de uitvoering lopen we rond om de kinderen waar nodig te ondersteunen.

Minimumeisen: Het dier moet bestaan. Het dier bevat kenmerken die de kinderen hebben opgeschreven. Het kind moet pogingen gedaan hebben om het dier te laten staan.



Nabeschouwing

Lesovergang: De kinderen krijgen ruim van te voren te horen hoeveel tijd ze nog hebben, zodat ze voldoende ruimte krijgen om het werk af te ronden. Hun naam wordt op een blaadje onder het dier gelegd zodat het werk beoordeeld kan worden. De moeilijkheidsgraad van het werk wordt besproken door middel van evaluatie. 

Vragen/kijkopdrachten: "Welke kenmerken heeft jou dier?" "Hoe kun je je dier laten staan?"



Accenten/opmerkingen

Verschil in leeftijd en niveau: Verschil in leeftijd zal weinig merkbaar zijn, aangezien de les voor een enkele groep is. Het is een redelijk gestuurde opdracht waarin toch een bepaalde kant vrij is door de kenmerken die ze naar voren willen laten komen.

Samenwerking/zelfstandigheid: De kinderen werken zelfstandig aan hun dier. Het is toegestaan om tips te krijgen en te geven als de ander dat wil en vraagt. De leerkracht loopt rond om kinderen te helpen bij problemen waar ze tegen aan lopen.


dinsdag 17 april 2012

Opening

kinderboerderij dieren
Dierentuin dieren
jungle dieren

Dagboek


Dagboek



Datum:………………………………



Vandaag hebben wij:................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................

Het leukste wat ik vandaag heb gedaan is:……………………………………………
.…………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………..

Wat ik niet leuk vond was:…………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………………..


Wat ik vandaag geleerd heb is:…..
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
…………………………………………………...
…………………………………………………
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................


Naam:………………………………………..........

Kosteloos materiaal


woensdag 4 april 2012

Muziek

Er zijn 5 domeinen bij muziek:
- zingen
- bewegen op muziek
- muziek maken
- Muziek vastleggen
- luisteren

Zingen leer je aan door het voor te zingen en de kinderen deel na deel mee te laten zingen.
Bewegen op muziek leer je bij de kleurers tijdens gym, maar je kan ook een dansje verzinnen op een liedje en de kinderen het dansje na te laten doen. Bij sommige kinderliedjes zijn er al bewegingen bij bedacht.
Muziek maken kun je aanleren door gebruik te maken van de instrumenten van de school. Je kunt een ritme voor doen en dat de kinderen dat ritme na proberen te spelen met hun instrument.
Muziek vastleggen Kun je leren door de kinderen zelf een tekeningetje te laten maken bij een geluid.
Luisteren Kun je kinderen 'leren' door een luister opdracht te geven bijeen stukje muziek. Bijvoorbeeld: Luister goed welk gevoel krijg je bij de muziek of Luister, welke instrumenten hoor je?


les muziek
We gaan de kinderen eerst naar onderstaande liedje laten luisteren. We laten eerst de eerste regel horen van het couplet, dan vragen we welk dier ze horen. Daarna zingen we het hele couplet. Zo hebben we de domeinen luisteren en zingen gedaan.
Als de kinderen het lied kennen dan gaan we bewegen bij de dierengeluiden verzinnen met de kinderen en die uitvoeren.


Geschreven door
Tekst en muziek: Lin de Laat

Songtekst
Tjiep, tjiep, tjiep
Zingen de vogels
Tjiep, tjiep, tjiep
Doe maar mee
Tjiep tjiep

Boe, boe, boe
Loeien de koeien
Boe, boe, boe
Doe maar mee
Boe, boe

Beh, beh, beh
Blaten de schapen
Beh, beh, beh
Doe maar mee
Beh, beh

Woef, woef, woef
Blaffen de honden
Woef, woef, woef
Doe maar mee
Woef, woef

Miauw, miauw, miauw
Miauwen de poezen
Miauw, miauw, miauw
Doe maar mee
Miauw miauw

Sss, sss, sss
Sissen de slangen
Sss, sss, sss
Doe maar mee
Sss, sss

Tok, tok, tok
Zeggen de kippen
Tok, tok, tok
Doe maar mee
Tok, tok

Gak, gak, gak
Zeggen de ganzen
Gak, gak, gak
Doe maar mee
Gak, gak

Zzz, zzz, zzz,
Zoemen de muggen
Zzz, zzz, zzz
Doe maar mee,
Zzz, zzz

zondag 1 april 2012

Mindmap

Drama les:

Kleuters

De lerkracht laat het boekje kikker is kikker zien en vraagt welke dieren er in voorkomen. Ze vraagt de kinderen op te staan van hun plaats en vraagt hoe ze de dieren uitzouden beelden. Ze spreekt met ze af dat de kinderen stil zijn op een bepaald teken. Ook verteld ze dat de kinderen huin ogen dicht moeten doen als ze voorleest en als ze een naam van een dier horen mogen ze de ogen open doen en het dier met ze'n alle uitbeelden. Als ze het teken geeft gaat iedereen weer met zijn ogen dicht op zijn of haar plaats zitten. Ze oefenen dit een paar keer. Na het oefenen leest de juf het verhaal voor en mogen de kinderen de dieren uitbeelden die langskomen. Aan het eind van de les kijkn ze terug op de les en mogen de kinderen hn mening geven ook bespreekt de juf wat ze goed vond gaan.
Drama

Toneelstuk groep 1-8

Onderwerp dieren

Het stuk gaat over een aapje in de jungel. Het aapje heeft daar veel vrienden een zebra en een ander aapje zijn haar beste vrienden. Het aapje wordt gevangengenomen door circus artiesten voor een nieuwe show. De circus artiesten gaan eerst met het aapje naar een dierenarts om er zeker van te zijn dat het aapje geen ziektes bij zich draagd. Dat blijkt niet het geval te zijn en de circus artiesten gaan terug naar hun circus. Maar de arts is het niet me ze eens een wild aapje hoort in het wild en niet in een circus show, zij belt de dieren bescherming. Ondertussen in het circus voelt het aapje zich helemal niet thuis. Hij wil terug naar huis, het oerwoud. Op een dag komt de dierenbescherming, ze zijn er om het aapje te bevrijden. Alleen er is een probleem, het aapje is gewend geraakt aan menselijk contact. En kan ndaarom niet terug naar zijn thuis. Maar er is een dierentuin die graag voor het aapje wil zorgen. De circus artiesten brengen het aapje naar de dierentuin. Ze zullen hem erg missen. Ze zetten het aapje bij zijn soortgenoten. Het aapje voelt zich meteen een stuk beter! Al die ruimte en al die nieuwe vriendjes. Het aapje blijft in de dierentuin voor de rest van haar leven, en is daar gelukig mee.

Rollen
Het aapje: Marieke
De circus artiest: Inge

Andere rollen
gespeeld door: Malon & Laura
In de jungel:
zebra
aapje2
Bij de dierenarts:
dierenarts
circus artiest2
In het circus:
circus artiest2
dieren bescherming
In de dierentuin:
aap3
aap4

Nodig:

Verkleden:
3 apen maskers
1 zebra masker
circus hoed
tutu
artsen jas
politie pet

Achtergrond (op digibord):
Jungel
dierenarts praktijk
circus tent
dierentuin

donderdag 22 maart 2012

Beeldende les 2D

Lesopdracht beeldende vorming

2D
Opdracht
De leerkracht leest een verhaal over een fantasie dier voor. Tijdens het voorlezen tekenen de leerlingen het dier aan de hand van de eigenschappen die in het verhaal naar boven komen.

Beeldend doel
De "zien" van het dier en die op papier tekenen.

Technisch doel
Licht en schaduw aanbrengen in het dier.

Beeldacpecten
Licht en schaduw

Materiaal
Potloden, papieren.


Beschouwing
Eisen:
-Het dier bestaat niet.
-Er moet schaduw in getekend zijn.
-Alle eigenschappen van het dier moeten terug komen in de tekening
Vragen:
-Hoe breng je schaduw aan?
-Waar laat je het licht vandaan komen?
-Waar breng je de schaduwen aan? (op de grond of op het dier zelf)

Soort les: Beeldend 2D
Groep: 7

BASISPLAN

Opdracht (beeldende probleemstelling): 1. Teken een fantasiedier aan de hand van een verhaal. 2. Breng schaduwen aan in het dier.

Betekenis: Het algemene thema is dieren. Het thema van deze les is schaduwen, en dat doen we aan de hand van het tekenen van een fantasiedier. Wel wordt een realistisch dier als beeldbeschouwingsmateriaal gebruikt, omdat kinderen zo niet beinvloed worden als het gaat om het tekenen van een fantasiedier. Bovendien is dit geschikt beeldbeschouwingsmateriaal om te kijken naar schaduwen.

Activiteiten: De kinderen tekenen een fantasiedier aan de hand van een verhaal. Vervolgens brengen ze hier schaduwen in aan, op een manier waardoor men kan zien waar de lichtbron zich bevindt.

Vorm: Het beeldaspect waar aandacht aan wordt besteed, is licht/schaduw. We besteden specifiek aandacht aan het creeeren van schaduwen op de juiste plek, en dan vooral schaduwen die laten zien waar de lichtbron zich bevindt.

Materiaal: De kinderen gebruiken een regulier potlood om het dier mee te schetsen. Vervolgens brengen ze de schaduwen aan met een zachter potlood.

Beschouwing: We laten 'De Bedreigde Zwaan' van Jan Asselijn zien omdat het schilderij past in het thema dieren, en omdat er in het schilderij duidelijke voorbeelden van schaduw te zien zijn. We beginnen met algemenere beeldbeschouwingsvragen als ''Wat zie je?" "Wat valt je op?" Vervolgens gaan we over op vragen die met het beeldaspect te maken hebben, als: "Wat is de lichtbron in het schilderij, hoe zie je dat?" "Waar heeft de schilder schaduw aangebracht, waarom denk je?"

Werkwijze: Door uitgebreid te kijken naar het schilderij leren kinderen waar schaduwen aangebracht moeten worden als het licht vanaf een bepaalde kant komt. Daarna laten we een nog duidelijker voorbeeld zien, in de vorm van een fantasiedier dat door onszelf getekend is. Hierbij is het nog duidelijker omdat het in zwart wit is, en de schaduwen dus heel duidelijk te zien zijn. De kinderen leren schaduwen aan te brengen d.m.v. arceren. Dit begrip wordt aan ze uitgelegd en voorgedaan, en d.m.v. het voorbeeld duidelijk gemaakt.

Onderzoek: De kinderen onderzoeken op welke manier ze moeten arceren om een bepaald effect te creeeren. Ze onderzoeken hoe ze zorgen dat het lijkt alsof de lichtbron van een bepaalde kant komt.

LESFASEN

Organisatie
Benodigdheden: Beeldbeschouwingsmateriaal (twee schilderijen op smartboard), het verhaal, papier en potlood per kind. Dit materiaal wordt verzorgd door de school.
Organisatievorm: De kinderen werken individueel. Voordat ze aan het werk gaan met de schaduwen, vergelijken de kinderen de fantasiedieren met elkaar (per groepje).
Beeldbeschouwingsmateriaal: Aan het begin van de les laten we het schilderij 'De Bedreigde Zwaan' van Jan Asselijn' zien. We bespreken hier het realisme van, en gaan dan over op fantasiedieren. Als het fantasiedier geschetst is en we aan het werk gaan met schaduwen, laten we een verbeeld zien van een fantasiedier waarbij met schaduwen gewerkt is.

Oriëntatie
Inleiding/beeldbeschouwingsmateriaal: We laten 'De Bedreigde Zwaan' van Jan Asselijn zien. Eerst stellen we de algemenere vragen bij het beeld, die aangegeven staan bij de beeldbeschouwing. Daarna gaan we over op vragen over licht en schaduw, omdat dat het doel van de les is. We vragen bijvoorbeeld: "Wat is de lichtbron in het schilderij, en waar zie je dat aan?" "Hoe heeft de schilder schaduwen aangebracht?" "Waar zie je die schaduwen, en waarom denk je dat dat is?"
Instructies: We vertellen bij de instructies dat ze een fantasiedier gaan tekenen aan de hand van een verhaal. We hebben een voorbeeld, maar die laten we nog niet zien omdat ze dan bij het tekenen van het fantasiedier beinvloed kunnen worden en het werk dan niet meer authentiek is. In de volgende fase waarbij ze de schaduwen gaan aanbrengen, kijken we nogmaals naar het schilderij en naar het voorbeeld dat door onszelf getekend is.

Uitvoering
Reflectievragen: Bij de eerste fase waarin ze het fantasiedier moeten schetsen, stellen we ze als vragen: "Is het een dier dat niet echt bestaat?" "Zie je de kenmerken uit het verhaal erin terug?" Bij de tweede fase, wanneer ze schaduwen gaan aanbrengen in het dier, stellen we vragen als: "Is er geen wit meer te zien?" en "Kun je duidelijk aan de schaduwen zien waar de lichtbron is?"
Begeleiding: De kinderen zullen het meest hulp nodig hebben bij de tweede fase, waarin ze de schaduwen gaan aanbrengen. Daarom kijken we eerst goed gezamenlijk naar het voorbeeld, en bespreken we waar je schaduw aanbrengt als het licht van een bepaalde kant komt. Tijdens de uitvoering lopen we rond om de kinderen waar nodig te ondersteunen.
Minimumeisen: Het dier mag niet bestaan. Het dier bevat kenmerken die genoemd zijn in het verhaal. Er is gebruik gemaakt van schaduwen, waarbij duidelijk is waar de lichtbron zich bevindt.

Nabeschouwing
Lesovergang: De kinderen krijgen ruim van te voren te horen hoeveel tijd ze nog hebben, zodat ze voldoende ruimte krijgen om het werk af te ronden. Als de kijkvragen gesteld zijn, krijgen ze nog tien minuten om er aan te werken en het eventueel te corrigeren. Hun naam wordt op het werk geschreven zodat het beoordeeld kan worden. De moeilijkheidsgraad van het werk wordt besproken door middel van evaluatie.
Vragen/kijkopdrachten: Bij fase 1: "Is het een dier dat niet bestaat?" "Bevat het de kenmerken uit het verhaal?" "Vergelijk het eens met de andere kinderen uit je groepje, wat zie je voor verschillen en gelijkenissen?" Bij fase 2: "Heb je schaduwen gebruikt?" "Kun je aan de schaduwen zien waar de lichtbron vandaan komt?" "Zijn er nog stukken die wit zijn?"

Accenten/opmerkingen
Verschil in leeftijd en niveau: Verschil in leeftijd zal weinig merkbaar zijn, aangezien de les voor een enkele groep is. Het is een redelijk vrije opdracht waarin toch een bepaalde kant op gestuurd wordt door het verhaal. Hierdoor hebben kinderen die moeite hebben met vrije opdrachten meer een idee over wat ze moeten tekenen, en kinderen die veel fantasie hebben kunnen toch redelijk hun gang gaan. Het tekenen van de schaduwen is nieuw, waardoor het niveauverschil minder zal zijn. Kinderen die hier meer moeite mee hebben worden meer begeleid door ons bij het langslopen, en kinderen die het al goed kunnen worden meer uitgedaagd door bijvoorbeeld te zorgen dat geen stukje meer wit is.
Samenwerking/zelfstandigheid: Tijdens het verhaal is het belangrijk dat de kinderen zelfstandig werken, zodat hun werk authentiek blijft. Daarna vergelijken ze hun werk in groepsverband. Tijdens het aanbrengen van de schaduwen werken ze ook zelfstandig, maar mogen ze degene naast hen om hulp vragen.
Eisen
Het werk van de kinderen moet voldoen aan de volgende eisen:
- Alle verschillende kenmerken over het dier uit het verhaal moet in de tekening te zien zijn.
- Het is een dier dat niet bestaat.
- Er wordt getekend met potlood.
- De tekening bevat schaduwen.
- De kinderen hebben de schaduwen consequent aan één kant van het dier getekend.
- De kinderen moeten kunnen uitleggen waar het licht vandaan komt en hoe dat in hun tekening terug te zien is.


Het verhaal
Maak een tekening bij een verhaal
Lees het verhaal en de instructies rustig voor. De kinderen heb een vel
tekenpapier en een potlood voor zich. Als ze vragen of iets goed is, antwoord
dan: ‘Alles is goed. Alles mag.’ Het doel van deze oefening is de fantasie
stimuleren. Daarom kán niets fout zijn. Laat ze geen gum gebruiken. Ook een
vergissing kan mooi zijn en iets nieuws opleveren. Fout bestaat niet.
Bij [pauze] wordt het verhaal even gestopt totdat de kinderen de opdracht
gedaan hebben.

Lees voor:
In kinderboeken zijn tekeningen heel belangrijk. De schrijver bedenkt een
verhaal, maar de illustrator bedenkt er tekeningen bij. Deze tekeningen vormen
ook een verhaal. Bij een stripverhaal kun je de tekeningen zelfs niet missen om
het verhaal te begrijpen. Jullie gaan nu een verhaal horen waarbij je zelf een
tekening gaat maken. Luister goed.

Dit verhaal speelt zich af in een oud, krakend huis dat al lange tijd onbewoond
is. Ooit was het een mooie villa met grote, hoge kamers en een prachtige tuin
eromheen. Maar nu bladdert de verf van de kozijnen, de trap mist een paar
treden en sommige deuren kunnen niet meer open of dicht. Hier en daar staan
nog oude meubels en voor sommige ramen hangen gescheurde gordijnen.
In het huis wonen geen mensen meer. Maar er is wel een dier dat zich er
verstopt heeft. Het woont er al vele jaren en heeft het er best naar zijn zin. Het
dier zit achter een gordijn.  Alleen zijn staart steekt uit.

Teken een verticale lijn in midden van het tekenpapier. De lijn loopt van de
onderkant van je blaadje tot aan de bovenkant. Deze lijn is de rand van een
gordijn.
[pauze]

Is iedereen klaar? Teken dan nu de staart van het dier dat achter het gordijn
vandaan komt. Links of rechts; dat maakt niet uit.
Is het een lange staart? Is het een korte staart? Is het een rechte staart of met
een krul erin? Is het een stevige staart met stekels of een zachte pluizige? Is
het een staart van veren. Is het de staart van een bestaand dier of van een
fantasiedier? Is het een rare kronkelige staart?
[pauze]

Waarom zit het dier achter het gordijn? Het is bang, want iemand bonkte hard
op het raam. De voordeur werd opengemaakt en ineens klonken overal in huis
stemmen. Er kraakte een deur en voetstappen kwamen dichterbij. Daarom
kroop het dier achter het gordijn. Dat was net op tijd, want iemand komt de
kamer in...

Teken die iemand in de kamer. Het mag een kind zijn of een groot mens.
Misschien is hij heel klein, ongeveer zo groot als je pink, of juist heel groot, van
de onderkant van het papier tot aan de bovenrand. Misschien is hij een gewoon
mens of is hij een sprookjesfiguur; bijvoorbeeld een ridder, een prins of prinses.
Misschien is hij een mens verkleed als monster, een postbode of een oma. Teken
maar wie jij denkt dat er in het huis wil wonen.
[pauze]

Het dier achter het gordijn houdt zijn adem in. Hij hoopt dat de mens hem niet
gezien heeft. Maar zijn staart verraadt hem. De mens ziet de staart en met een
ruk schuift hij het gordijn opzij.

Teken nu de rest van het dier. Zijn lijf is heel groot.
De mens schrikt. Wat was dit voor vreemd dier? Wat zijn die dingen op zijn
rug? Zijn het vleugels of stekels? Heeft het dier lange haren of korte? Heeft het
vreemde vlekken op zijn lijf of gekke bulten?

Teken ook de kop van het dier. Heeft het een grote bek of een kleine? Of
misschien heeft het een snavel? Wat voor oren heeft het beest? Heeft het
snorharen? Heeft het grote tanden? Is het dier gevaarlijk of vriendelijk?
Het mag een bestaand dier of een fantasiedier zijn. Hoeveel poten heeft het
dier? Twee, vier of misschien wel twintig?
[pauze]

Het dier en de mens kijken elkaar aan.
‘Je hoeft niet bang te zijn, hoor,’ zegt de mens. ‘Ik heb wat voor je.’
Het dier ziet dat de mens een groot voorwerp bij zich heeft. Zoiets heeft hij
nog nooit gezien. Dat was niet zo gek want het dier heeft heel lang alleen in
het huis opgesloten gezeten. Nieuwsgierig kijkt hij naar het ding dat de mens
meegenomen heeft.

Teken het voorwerp. Is het misschien een televisie, een computer of stofzuiger?
Of is het een skateboard, een fiets of een laserzwaard. Of misschien is het iets
om op te eten; een grote taart of een mand appels. Bedenk zelf iets dat jouw
dier en mens leuk vinden.
[pauze]

‘Wow! Dat is leuk,’ zegt het dier. ‘Heb je dat voor mij meegenomen?
Maak je tekening verder af. Misschien zijn er nog meer dingen in de kamer?
Hangt er iets aan de muur? Ligt er wat op de grond? Zijn er ramen of deuren?
Misschien komen er nog meer mensen of dieren bij. Is de kamer griezelig of juist
heel gezellig? Zijn er spinnenwebben? Hangen er slingers? Ligt er rommel?
[pauze]

Is je tekening klaar? Zie je dat iedereen een andere tekening gemaakt heeft?
Jullie hebben allemaal hetzelfde verhaal gehoord en toch zijn alle tekeningen heel
verschillend. Hoe komt dat denk je?

[pauze: laat de kinderen nadenken en vertellen]

Goed zo! Alle tekeningen zijn verschillend omdat iedereen zijn eigen fantasie
heeft gebruikt. De woorden vormen een verhaal, maar jouw tekening is ook een
verhaal.

Je kunt bij je tekening nu een verhaal schrijven. Of misschien wil je jouw tekening
een titel geven?

Ontwikkeling van kinderen

Hieronder zullen we de fasen van Lowenfeld beschrijven aan de hand van een verzameling tekeningen die wij mee hebben genomen naar school. We hebben tekeningen verzameld van kinderen tussen de 4 en 11 jaar oud.

Kinderen van ongeveer 1 tot 3 jaar zitten in het krabbelstadium. In dit stadium zijn kinderen bezig met het ontdekken van het feit dat bepaalde materialen (bijvoorbeeld potloden en stiften, maar ook andere materialen) afgeven. Zij verkennen de fijne motoriek. Later in dit stadium beginnen ze te ontdekken dat ze naast strepen ook cirkelvormen kunnen maken.

Hiernaast is een foto te zien van een kind dat gezien zijn leeftijd net uit de krasfase moet zijn. Het gaat hier om de rechter tekening op de foto. Het kind is vier jaar oud. Aan de tekening zie je dat het kind nog wel een beetje in de krasfase zit, maar er wel meer ordening in de tekening zit dan bij een jonger kind.







Het pre-schematisch stadium duurt over het algemeen van 4 tot 6 jaar. Het tekenvel wordt in dit stadium ingedeeld. Kinderen tekenen dingen die ze herkennen uit de realiteit. Ze tekenen bijvoorbeeld 'poppetjes'. In deze leeftijd kenmerken deze poppetjes zich doordat ze bestaan uit een hoofd met ledematen eraan, oftewel koppoters. De linkertekening op de bovenstaande foto is hier een voorbeeld van. Het kind dat deze tekening gemaakt heeft is zes jaar oud. Er is sprake van eenvoudige ordening in de tekening, al is deze vrij lukraak: Er is geen grondlijn of lucht te zien. Ook is het kind hier begonnen met mensen tekenen.

Het schematisch stadium duurt van ongeveer 7 tot ongeveer 9 jaar. In deze fase zijn kinderen bezig met het ontwikkelen van de ordening in hun tekeningen. Er komt een duidelijke grondlijn en lucht. Ook worden de getekende figuren steeds herkenbaarden en realistischer. In deze fase worden figuren waarbij de kinderen sterke gevoelens hebben vaak groter getekend. Een mens kan dan bijvoorbeeld groter worden getekend dan een huis.


 Op de tekening hiernaast is deze ordening goed te zien. De grond, in de vorm van gras, is duidelijk te zien aan de onderkant. Aan de bovenkant is de lucht te zien, gekenmerkt door de zon en de wolk. De poppetjes zijn nog niet realistisch, maar wel erg herkenbaar. Deze tekening is gemaakt door een kind van acht jaar.
Het begin van realisme is het stadium dat plaatsvindt wanneer het kind ongeveer 9 tot 11 jaar oud is. De tekeningen worden realistischer, en in de tekeningen is vaak te zien hoe het kind tegen de wereld aankijkt. Verschillende mensen zijn duidelijker herkenbaar. Overlapping wordt nu ook gebruikt in de tekeningen.

Op deze tekening is te zien dat het kind nu bezig is met overlapping, en dat de vormen er steeds ruimtelijker uit gaan zien. Dit is gemaakt door een kind van 10 jaar oud.
Het pseudo-realistisch stadium vindt plaats van ongeveer 11 tot ongeveer 13 jaar oud. Het product wordt nu belangrijk. De tekening wordt beinvloed door individuele ervaringen.

Een beeld post modern maken

De afgelopen lessen hebben wij gewerkt aan deze opdracht. De bedoeling was om een beeld (een foto) dat bij ons onderwerpt past, post modernistisch te maken door iets toe te voegen. Wij hebben gekozen voor een foto waarop een hond met een open bek te zien is. Wij hebben hierbij een wortel toegevoegd. Een bot zou vanzelfsprekend zijn, daarom hebben we juist voor een wortel gekozen omdat het absurdistisch en onverwacht is.



woensdag 21 maart 2012

Post Modern 2D

Post Modern 2D

Dier en mens in Nederland.
Hij is gemaakt door Jan van Ijke.

Wat zie je:
Je ziet een eetkamer met 2 mensen en een varken. Dat varken is gevlekt en snuffelt aan de vrouwelijke persoon in de eetkamer.
Ik zie drie ramen en op de vensterbank staan potten met planten en bloemen. Er staat een eettafel midden in de kamer met 4 stoelen erom heen, daarvan zijn er 2 bezet, door een vrouwelijk en mannelijk persoon. Op de tafel ligt een asbak, sigaretten en een vaas met zonnebloemen.
In de kamer zie ik ook nog een open haard met een ronde spiegel daarboven.
Er hangt een kroonluchter aan het plafond.

Betekenis:
De betekenis van het schilderij is het duidelijk maken van hoe wij in nederland omgaan met dieren, maar ook om aftevragen wat de waarde van een dier is?
Want waarom zijn er wel dierenambulances en hondenpsychologen en worden er tegelijkertijd miljoenen kippen in een hok gestopt met afgeknipte snavels.
De bio-industrie maakt van dieren een eetbaar product, maar de wetenschap gebruikt dieren ook voor genetisch en wetenschappelijk onderzoek. Aan de andere kant is er soms de bizarre liefde van mensen voor hun eigen huisdier of voor dieren in het algemeen. We zien vaak shows met opgetutte dieren en workshops koe knuffelen.
Wij hebben in nederland ook een dierenbegraafplaats.
Hoe is het gemaakt:
Het is een foto die in het zwart wit is genomen.

Tijdkenmerken:
Er is bij post modern geen gepriviligieerde methode om toegang tot de werkelijkheid te krijgen.
Het menselijk subject is niet autonoom, maar wordt mede bepaald door het onderbewust, emoties, anderen en taal. en dat noemen we postmodern. Postmodernisme bestaat ook vooral uit gedachteconstructies de waarheid bestaat dan ook niet. Dit leidt tot waardenplurarisme en -relativisme.

Mijn mening:
Ik vind de foto erg mooi, het contrast tussen zwart wit is erg goed gebruikt. Het laat de foto in waarde en de duidelijkheid komt heel erg naar boven, want mensen gaan op verschillende manieren met hun huisdieren om. Normaal gesproken leeft een varken niet in een eetkamer van een huis. Deze mensen op de foto laten het juist toe, ze zijn erg geliefd met huisdieren en houden er van om het dier om zich heen te hebben.

Beeldaspecten:
Het licht komt van buiten en schijnt door de ramen naar binnen. De ruimte in de foto is niet erg groot. Het is een huiskamer die aardig vol staat en er loopt een groot varken in. De kamer heeft wel kleuren, maar omdat de foto zwart/wit is genomen zien we die kleuren niet.

Ruimte:
De lichtval komt van buiten, en gaat door de ramen naar binnen. De varken overlapt de tafel, maar de tafel ook de stoelen, dat komt door de inrichting van de kamer. De foto is niet afgesneden, maar de foto is vanuit één standpunt genomen en daarom staat niet alles op de foto.

Compositie:
De uitdrukking van het schilderij is om duidelijk te maken hoe er met het varken om wordt gegaan. Het is best indruk wekkend omdat dit niet vaak voorkomt.

Licht:
Je ziet eigen schaduwen van het varken. De lichtbron die de eigen schaduw creeërt is de zon. De zon schijnt van buiten naar binnen.

Kleur:
De kleuren zijn op de foto niet te zien, omdat de foto in zwart/wit is genomen. De beleving daardoor benadrukt het wel. Je weet niet hoe het oorspronkelijk was. Daardoor maakt het deze foto best bijzonder. De lichtval komt van buiten, het is een lichte zonnestraal.

Vragen voor basisschoolkinderen:
Associatieve stadium: Wat voor kleuren zie je op de foto? - zwart, wit en grijs
Mimetische stadium: Wat kan je zien op de foto? - een varken, mensen, een eetkamer, ramen, planten
Expressieve stadium: Waar denk je aan als je deze foto ziet? - de manier waarop ze met dieren omgaan.
Formele stadium: Welk beeldaspect is het belangrijkste in deze foto? - compositie




Postmodern 3D


Puppy
Hij is gemaakt door Jeff Koons

Wat zie je:
Je ziet een 12 meter hoge hondje met allerlei kleuren. De Puppy is ergens buiten tentoongesteld, met een hek eromheen. Het lijkt heel erg op een schoothondje maar dan in het groot.

Betekenis:
De Puppy is een kenmerk voor het land duitsland, het staat daar voor de natuur. Ook straalt het kracht uit. Het fungeerde als boegbeeld voor de documenta in kassel.

Hoe is het gemaakt:
De Puppy is bekleed met wel 70.000 bloemen. Deze bloemen staan op 25.000 kilo aarde die omhoog wordt gehouden door een stalen frame. Om de bloemen van water te voorzien heeft het een ingebouwde irrigatiesysteem.

Mijn mening:
Ik vind het een onwijs gaaf beeld. De werking van het irrigatiesysteem is erg indrukwekkend, zoveel bloemen die op dat beeld staan en door weer en wind leven. Het is erg mooi om te zien. Ook bij foto's in het donker waardoor er dan een mooie lichtval op schijnt.

Beeldaspecten:
De Puppy staat buiten op een plein, de ruimte is erg groot want het beeld is ook groot. De vorm van de Puppy is hetzelfde als een hondje, daardoor is het beeld net echt alleen dan in het groot. De kleuren van de Puppy zijn erg verschillend. De Puppy bestaat uit verschillende bloemen, en die bloemen hebben allemaal verschillende kleuren.

Ruimte:
De Puppy staat op een ophoginkje met een hek eromheen, de plaats van het beeld is dus niet toegankelijk. Je kan er om heen kijken maar je mag niet bij het beeld komen. Het beeld is ook vele malen groter dan een hondje in werkelijkheid. Het verschil is erg groot waardoor het al gauw duidelijk is dat het beeld niet echt is.

Licht:
Er wordt bij dit beeld geen licht gebruikt. Als het avond/nacht wordt dan staat er spotlights om het beeld heen die de Puppy verlichten.

Kleur:
De kleuren die gebruikt worden in het beeld zijn erg mooi. De beleving ervan is indrukwekkend, als je op dat plein staat geeft het best een kracht aan kleuren. Dit maakt het geheeld erg mooi.

Vragen
Associatieve stadium: Welk dier zie je? - Een hondje
Mimetische stadium: Is het beeld in het echt groter dan op de foto? - Ja
Expressieve stadium: Welk gevoel krijg je als je deze foto of het beeld ziet? - Vrolijk, doet me denken aan de zomer met die bloemen.
Formele stadium: Hoe is het gemaakt? -Ze hebben eerst een een frame gemaak, die gevuld met aarde en dan de bloemen er in geplant.

woensdag 11 januari 2012

Kunstbeschouwing Modernistisch

Modernistisch 2D


"Hiep hiep hoera!" van Karel Appel (1949)


Wat zie je: Vier verschillende gekleurde figuren tegen een donkere achtergrond. Een van de figuren staat op een groene ondergrond. Het is moeilijk te zeggen wat voor figuren het precies zijn. 


Betekenis: Het schilderij is gemaakt om de artistieke vrijheid van de CoBrA groep te vieren. De figuren zijn een combinatie van mens en dier. Ze zijn bedoeld als 'mensen van de nacht'. Dit verklaard de donkere achtergrond. De figuren doen denken aan kindertekeningen. Dit is bewust gedaan omdat volgens Appel het kind in de man het meest open en onvoorspelbare deel van hem is. 


Hoe is het gemaakt: Olieverf op doek.


Tijdkenmerken: Het modernisme is te zien aan de abstracte figuren. Appel behoorde tot de CoBrA groep, wiens schilderijen vaak erg expressionistisch waren, en er kwamen vaak dieren in voor. Deze kenmerken zijn beide te zien in het schilderij. 


Mening: Wij vinden de figuren op de voorgrond fleurig, vooral contrasterend tegen de donkere achtergrond. Enkelen van ons vinden dit contrast iets te groot, en vinden het daardoor iets te veel op ons af komen. 

Beeldaspecten

Licht: In dit schilderij is er geen gebruik gemaakt van schaduwen, maar de heldere kleuren zouden een indicatie kunnen zijn dat de lichtbron van voren komt.

Ruimte: Het is een 2D schilderij en dus ruimte omvattend. Het schilderij is 81,7 x 127 cm groot.

Compositie: De compositievan de figuren is centraal. Ze staan naast elkaar in het midden van het schilderij.

Kleur: Appel heeft zuivere en onzuivere kleuren gebruikt in dit schilderij. Hij heeft de achtergrond zwart gemaakt. en daar over heen heeft hij de figuren geschilderd. voor de figuren heeft hij zuivere kleuren gebruikt (rood, blauw, geel, groen ect.). De figuren zijn gedeeltelijk met wit omlijnd.

Vragen

Associatieve stadium: Welke kleuren zie je? - Oranje, wit, zwart, blauw, geel, groen en bruin.
Mimetische stadium:  Welke kenmerken van dieren zie je? - Staart, flap oren, veren.
Expressieve stadium: Welk gevoel krijg je als je hier naar kijkt? - Vrolijk
Formele stadium: Hoe is het gemaakt? eerst de achtergrond en dan de figuren of andersom? -  Eerst de achtergrond.


Modernistisch 3D


'Man met kalf' door Gerrit Bolhuis (1955)


Wat zie je: Je ziet een man die een kalf draagt. De man is gekleed in arbeidskleding.


Betekenis: Het beeld stelt een arbeider voor die een kalf naar het slachthuis draagt. 
Een herkenbare voorstelling in die tijd, want iedere maandag was in Alkmaar de veemarkt. Vanaf het Hofplein tot ver op de Gedempte Nieuwesloot en op het Waagplein stond het melk- en slachtvee opgesteld. De veemarkt werd zo druk bezocht dat er extra trams met personen- en veewagens moesten worden ingezet. Honderden boeren uit de wijde omgeving kwamen deze dag naar Alkmaar om hun vee te verhandelen. Handjeklap op straat en vervolgens de koop bezegelen onder het genot van een citroenjenevertje of een brandewijn.


Hoe is het gemaakt: Er is eerst een gipsen model gemaakt en het is later toen het werk was goedgekeurd in brons gegoten.


Tijdskenmerken: expressieve waarheid, kunstnijverheid.


Mening: We vonden het een heel mooi beeld, het kalfje zag er lief uit. We vonden hem iets minder leuk nadat we wisten wat het beeld betekent.

Beeldaspecten

Licht: De man met kalf heeft eigenschaduw en slagschaduw aangezien het een 3D beeld is en buiten in een park staat. De lichtbron is dus de zon, op deze foto komt het lischt van links boven.

Ruimte: Het is een beeld is 3D en daarmee ruimte innemend. De lichtval veranderd altijd aangezien de lichtbron de zon is. Het kalf overlapr een gedeelte van de man die het kalf vasthoud. De kleur is grijs, bruin.

Vorm: De sokkel is geometrisch en de rest van het beeld organisch. De man en het kalf zien er zo uit zoals ze er ook in de werkelijkhid uit zouden kunnen zien.

Compositie: De man met het kalf is in een centrale compositie gefotografeerd.

Kleur: De kleur is grijs, maar sommige plekken zijn bruin geworden door de roest.

Textuur: De textuur is redelijk grof. Wat zorgt dat het vacht van het kalf goed uitkomt.

Vragen

Associatieve stadium: Welk dier zie je? - Een kalfje
Mimetische stadium: Wat stelt dit standbeeld voor? - Een man die een kalfje vast heeft
Expressieve stadium: Wat voel je als je dit ziet? - mooi, saai
Formele stadium: Voor zie is het gemaakt denk je? - de stad waarin het staat, voor de herinnering aan het verleden